Zelfsturing: je hebt het of je hebt het niet?

Wij geven leerlingen vaak óf te weinig, óf teveel ruimte.
Soms onderschatten we hun vaardigheden en houden we ze klein door alles voor ze te plannen, dat vervolgens te controleren, en ook de vervolgstappen voor ze te bedenken. Als dit niet oplevert wat we hopen, is het gevolg meestal nog meer controle door de docent, en nog meer passiviteit en aangeleerde hulpeloosheid bij de leerling.
Op andere momenten (bijv. als we er genoeg van hebben) of bij andere leerlingen (bijv. hoogbegaafden) vinden we ‘dat ze het nu zelf wel moeten kunnen’, en gooien we ze in het diepe, geven ze vervolgens te weinig feedback, en laten ze zwemmen (of verdrinken).
Dit probleem wordt deels veroorzaakt doordat we zelfsturing als één ding zien, wat een leerling of helemaal wel heeft, of helemaal niet.
Zinniger is het om zelfsturing te splitsen in twee onafhankelijke (in de klas zichtbare) dimensies:

  • Zelfregulatie
    Dit gaat over de organisatorische kant van het leerproces: van braaf de planner volgen, via zelfstandig vooruitwerken, naar zelf een planning maken en die ook realiseren.
  • Zelfnavigatie
    Dit gaat over de inhoudelijke kant van het leerproces: van kiezen tussen aangeboden standaardroutes, via zelfstandig en creatief een eigen passende leerroute samenstellen, tot het formuleren van eigen leerdoelen

Het zijn onafhankelijke dimensies: de één kan prima plannen, maar kan zelf niets bedenken, de ander verzint prachtige plannen, maar krijgt in praktijk door een chaotische uitvoering niets voor elkaar. De mate van vrijheid of structuur die een leerling nodig heeft, verschilt dus per aspect, en kan ook per vak verschillen.

Combineren van deze dimensies levert een matrix op, de zelfsturingsmatrix, met vier kwadranten.

Kwadrant 1: passief

Leerlingkenmerk: passieve houding, gericht op docent: ‘zeg maar wat ik moet doen’, of ontwijkende houding (niets doen)

Risico bij leerling: aangeleerde hulpeloosheid, uitstel- en vluchtgedrag, verlies van zelfvertrouwen
Risico bij docent: alleen maar negatieve feedback geven; vicieuze cirkel van minder vertrouwen van docent, meer controle, passievere houding, minder vertrouwen van docent, etc. (gebrek aan vertrouwen als self fulfilling prophesy)

Aanpak:

  • Bevraag deze leerlingen en luister ècht (verbondenheid): wat ligt er ten grondslag aan dit gedrag (welke doeloriëntatie: vermijden van falen, vermijden van afgaan?), aan welke basisbehoeftes (zelfdeterminatietheorie) wordt niet voldaan (gebrek aan waardering/relatie, zelfvertrouwen)?
  • Ga op zoek naar sterke punten van deze leerling (competentie): wat kan hij al wèl? Spreek hiervoor waardering uit.
  • Leg je als docent dus niet neer bij de passieve houding: niet iedereen zal een volledig autonome leerling worden, maar íedereen kan (en moet) stappen in die richting zetten, ook al zijn het kleine stappen.
  • Dus stimuleer ze, provoceer ze en daag ze uit om samen tot kleine experimenten met meer vrijheid en meer autonomie te komen.
  • Accepteer dat dit een proces met (veel) vallen en opstaan zal worden, en vier samen alle (kleine) successen.

 

Kwadrant 2: gedisciplineerd

Leerlingkenmerk: goede organisatie, ‘braaf’

Risico bij leerling: passieve leerhouding (‘doen wat er gevraagd wordt’), perfectionisme
Risico bij docent: oppervlakkige aandacht van docent (want ‘alles gaat toch goed’) of onnodig strikte huiswerkcontrole

Aanpak:

  • Geef ook deze leerlingen bewuste aandacht.
  • Bevraag deze leerlingen en luister ècht (verbondenheid): wat ligt er ten grondslag aan dit gedrag (welke doeloriëntatie: gericht op hogere cijfers dan anderen, perfectionisme, gericht op voorkomen van falen, gericht op externe waardering / voldoen aan verwachtingen?), welke basisbehoefte (zelfdeterminatietheorie) wordt nog gefrustreerd?
  • Waardeer hun discipline (competentie): geef ze vrijheid / autonomie in planning.
  • Geef ze structuur en begeleiding richting meer inhoudelijke diepgang (leerdoel ≠ huiswerk af).
  • Daag ze uit tot het zich richten op mastery skills (i.p.v. zo snel mogelijk door de planner heen gaan of een zo hoog mogelijk cijfer halen).

 

Kwadrant 3: Anders denkend/werkend

Leerlingkenmerk: creatief, vol (grote) ideeën, kritisch, chaotisch

Risico bij leerling: blijven hangen in ideeën en niet tot resultaat komen, gebrek aan discipline
Risico bij docent: vooral negatieve aandacht (‘zorg eerst eens dat je bijloopt, dan praten we wel weer verder’), dwingen tot volgen van standaardplanner

Aanpak:

  • Bevraag deze leerlingen en luister ècht (verbondenheid): wat is hun passie, wat willen ze zelf bereiken, welke doeloriëntatie, welke basisbehoefte (zelfdeterminatietheorie) wordt nog gefrustreerd (autonomie)?
  • Waardeer hun creativiteit en inhoudelijke zelfstandigheid (competentie): geef ze vrijheid in kiezen van eigen leerroute.
  • Geef ze structuur en begeleiding bij de organisatorische kant: eigen route, maar in kleine stappen met heldere randvoorwaarden, deadlines en evaluatiemomenten.
  • Daag ze uit tot het concreet maken van hun wilde ideeën, tot het bedenken van een realistische route daar naartoe, en tot reflectie na afloop, om zo autonomer te worden.

 

Kwadrant 4: Autonoom

Leerlingkenmerk: zelfstandig, zelfkritisch, zelfinzicht

Risico bij leerling: vastlopen door zelfoverschatting of te weinig hulp, eenzaamheid, desillusie
Risico bij docent: te hoge verwachtingen, dan geen begeleiding geven (‘hier is verdiepend materiaal, veel plezier ermee’) en daarna teleurgesteld worden; of juist te weinig vertrouwen en dan te strakke begeleiding met teveel controle

Aanpak:

  • Bevraag deze leerlingen en luister ècht (verbondenheid): waar liggen hun grenzen, wat lukt al helemaal zelfstandig, waar is soms hulp bij nodig, welke angsten leven er nog, wordt aan alle basisbehoeftes (zelfdeterminatietheorie) voldaan?
  • Waardeer hun zelfstandigheid (competentie): geef ze vrijheid / autonomie in planning en kiezen van leerroute.
  • Geef ook deze leerlingen structuur en begeleiding, maar op een ander niveau: meer in open dialoog, met gezamenlijke afspraken, en gezamenlijke evaluatie.
  • Daag ze waar nodig uit tot het zetten van de volgende stap in mastery skills, metacognitie, en tot het formuleren van hun eigen uitdagende leerdoelen.