Stap 5: Bepaal de volgende stap

• Moet jij als docent iets anders gaan doen?
• Moet deze leerling iets anders gaan doen?
• Moet deze klas iets anders gaan doen?

• Als leerdoel nog níet (helemaal) bereikt is, bedenk dan hoe dat wèl zou kunnen lukken:
– alternatieve leeractiviteit (andere uitleg, andere opdracht, verlengde instructie),
– andere (didactische of pedagogische) begeleiding (bijv. meer voorbeelden, kleine succeservaringen, meer/minder top down, meer/minder vrijheid in keuze van leerroute (zelfsturingsmatrix), vertragen, herhalen, meer uitgewerkte opgaven en modelling van denkstappen, irritatie/frustratie bij leerling bespreekbaar maken, aandacht terugpakken,…),
– of andere aanpak door leerling (effectievere leerstrategieën)?
• ‘Aanpassen’ is dus meer dan ‘herhalen’ of ‘vertragen/versnellen’.
• Geef steeds concrete inhoudelijke verbetersuggesties.

• Bij een bereikt tussendoel binnen een zekere leerfase ga je door met het volgende tussendoel van die fase.
• Bekijk wel of er dan iets moet veranderen:
– aanpassing van begeleiding nodig?
– aanpassing van tempo nodig? (bij verveling: versnellen)
– aanpassing van leerstrategie nodig?
– aanpassing van klassenmanagement nodig?

• Check of het einddoel van de fase verwerving echt bereikt is, en de leerling klaar is voor verwerking:
– is kennis stevig genoeg verankerd? (illusion of knowledge, goede domeinkennis is een voorwaarde voor creativiteit)
– zijn vaardigheden genoeg geautomatiseerd?
– is de basis van effectieve leerstrategieën aanwezig?
• Pas op voor te snel doorgaan naar volgende fase (zelfoverschatting, dunning-krugereffect), en ook voor te langzaam doorgaan (bij HB-leerlingen bijv.): expertise reversal effect.
• Kies nu een passend nieuw leerdoel (stap 1) en passende leeractiviteit (stap 2).
• Deze stap is essentieel op het einde van de les: zijn de leerlingen in staat om zelfstandig hun huiswerkopdracht te kunnen maken?

• Check of het einddoel van de fase verwerking echt bereikt is, en de leerling klaar is voor autonoom leren:
– kan kennis wendbaar ingezet worden in verschillende contexten?
– is kennis verankerd in diepere verbanden? (pas op voor illusion of understanding)
– is er genoeg achtergrondkennis? (pas op voor Mattheüs-effect)
– worden effectieve leerstrategieën regelmatig gebruikt?
– is de basis van metacognitieve vaardigheden aanwezig?
• Pas op voor te snel doorgaan naar volgende fase (zelfoverschatting, dunning-krugereffect), en ook voor te langzaam doorgaan (bij HB-leerlingen bijv.): expertise reversal effect
• Bespreek nu samen een passend nieuw leerdoel (stap 1) en passende leeractiviteit (stap 2).
• Deze stap is essentieel bij opgeven van open onderzoeksopdrachten.

• Stimuleer leerlingen om zèlf hun volgende stap te bedenken, en die ook zoveel mogelijk zèlf te zetten (autonomie, autonomieondersteunend opvoeden).
• Stimuleer ander leergedrag (effectieve leerstrategieën) en hogere-orde-denken.
• Gebruik diep evalueren.
• Bespreek metacognitieve overtuigingen: self efficacy, growth and fixed mindset, attribution theory, doeloriëntatie.
• Stimuleer zelfreflectie (ook over de eigen mate van zelfsturing: hoe scoren de leerlingen zichzelf op de zelfsturingsmatrix?).

• Kies de route die hier logisch bij past:
• 5 → 2 (kleine cyclus 2,3,5,2,…): als alleen leeractiviteit iets aangepast moet worden, of bij kort op elkaar volgende leeractiviteiten.
• 5 → 1 (grote cyclus 1, 2, 3, 4, 5, 1,…): als ook leerdoel aangepast moet worden, zoals bij overgang naar nieuw onderwerp, naar volgende leerfase, of in geval van een noodzakelijke improvisatie.
• 5 → 0 (terug naar voorbereiding, daarna weer naar 1 en grote cyclus): als aanpassing van leerroute wel noodzakelijk, maar nu niet meer mogelijk is, bijv. bij tijdgebrek, of bij fundamentele wijzigingen die eerst overlegd moeten worden.

• Kom terug op het leerdoel (stap 1).
• Check of essentie overgekomen is d.m.v. vragen stellen.
• Leg verband met de grote lijn en de komende leerdoelen.
• Geef huiswerkopdrachten (stap 2) voor herhaling / zelfstandige verwerking / voorbereiding volgende leerdoel / ophalen eerdere stof.
• Meng verwante opdrachten (interleaving).
• Zorg dat deze opdrachten gespreid in de tijd gemaakt worden (gespreid leren).