


• Bouw mee aan een veilige maar uitdagende teacher community.
• Werk samen binnen sectie, jaarlaag, cluster, of team (afhankelijk van vakdidactische, pedagogische of persoonlijke leerdoelen).
• Gebruik bijv. Lesson Study, (video)intervisie, of coaching.
• Deel de resultaten met andere groepjes collega’s.

• Identificeer de kern- en drempelconcepten.
• Bepaal de grote lijn (ook voor top down overzicht).
• Maak de leerdoelen uitdagend maar haalbaar (hoge verwachtingen).
• Deel de grote leerdoelen op in kleinere stappen (learning progression), en maak er een verhaal van.
• Identificeer de noodzakelijke voorkennis.
• Laat (voor langetermijnleren) leerdoelen door de maanden/jaren heen steeds terugkeren (spiraliserend curriculum), ook bij toetsing (cumulatief toetsen).
• Maak voor het curriculum een bewuste, strenge selectie uit de mogelijke onderwerpen (opportunity costs): ‘Welke kennis heeft de grootste cognitieve voordelen?’

• Ontwerp activiteiten die samen tot het leerdoel leiden.
• Het gaat bij leeractiviteiten om de kwaliteit, niet om het gebruikte medium.
• Bedenk hierbij steeds: lesgeven leidt niet automatisch tot leren.
• Ontwerp activiteiten die tot actief (hogere orde) nadenken aanzetten (memory is the residue of thought), en bedenk: ‘actief bezig’ ≠ ’leren’ ! (zorg dat activerende werkvormen activerend op de goede manier zijn)
• Bedenk hoe je aandacht krijgt, èn hoe je deze vast kunt houden (zodat de time on task maximaal is).
• Ontwerp activiteiten die een zichtbare reactie opleveren (‘visible learning’).
• Gebruik resultaten van onderwijsonderzoek: evidence informed i.p.v. evidence based (‘Wat zal (hopelijk) werken voor jóu als docent, voor déze lln, bij dít onderwerp?’): verwerk er effectieve leerstrategieën in.
• Bedenk welke begeleiding wanneer nodig is zodat àlle leerlingen aan de uitdagende opdrachten toekomen en àlle leerlingen het leerdoel halen (closing the gap).
• Gebruik je eigen sterke punten.
• Bedenk ook mogelijke alternatieve activiteiten en alternatieve leerroutes (bijv. ‘hele taak eerst’), en kijk waar ruimte is voor leerlingen om op hun eigen manier het leerdoel te bereiken: keuzemogelijkheden zijn essentieel voor groei van autonomie.
• Zie stap 2 en stap 5 voor meer concrete tips.

• Loop alle stappen van de cyclus zorgvuldig na, check in het bijzonder de punten die er makkelijk bij in schieten: heb je de succecriteria in leerlingtaal geformuleerd, is je opdracht ook duidelijk voor de leerling, zet deze opdracht leerlingen ook echt aan het denken, maakt deze opdracht echt zichtbaar of leerdoel behaald is, is je geplande feedback te algemeen?
• Heb je misconcepten expliciet aangepakt?
• Heb je vakjargon goed uitgelegd?
• Onderschat je de moeilijkheidsgraad voor de leerlingen? (curse of knowledge, experts denken en leren anders dan beginners)
• Heb je je eigen impliciete kennis (als docent) expliciet genoeg uitgelegd?
• Heb je bij iedere overgang naar een volgend niveau een formatief moment ingepland?
• Zijn er mogelijke motivatieproblemen bij leerlingen (bij dit onderwerp)? Kom je door hun aandachtsfilter? (Systeem 1 en 2)
• Vielen de resultaten de vorige keer tegen?
• Heb je rekening gehouden met je eigen zwakke punten? Laat ook een collega naar je lesopzet kijken: check of de les niet teveel docentgestuurd is zonder werkelijke betrokkenheid van, en denkactiviteit bij de leerlingen (in de trant van: ‘uitleg geven – een paar vragen met vingers – zelfstandig werken – de bel’).

• Pak misconcepten expliciet aan.
• Check wat er verder in onderwijsonderzoek bekend is over dit probleem.
• Gebruik de feedback van leerlingen van de vorige keer.
• Gebruik de feedback van collega’s.
• Gebruik je eigen sterke punten.
• Sta open voor out-of-the-box-suggesties (ook als die ingaan tegen je eigen intuïtie: intuïtie is vaak onbetrouwbaar, confirmation bias), want ‘meer van hetzelfde’ levert meestal niet veel op…